328 30 JUNI 1921. De heer CLEMENT vraagt of de gemeente aan deze sub sidie-verleening geen bepalingen kan verbinden, die haar medezeggenschap geven in zake de opruiming van de stei gers om de kerk. Spr. vindt het ongepermitteerd, dat die schuttingen daar zoolang blijven staan. De VOORZITTER meent, dat men alles zoo maar niet direct ongepermitteerd mag noemen. Op het oogenblik zijn Burgemeester en Wethouders in correspondentie met de Kerkvoogdij en de restauratiecommissie en is een contract in voorbereiding over den eigendom van omliggenden grond en afsluiting met hekwerk enz. Spr. had ook gehoopt, dat vóór den zomer de schutting gedeeltelijk verwijderd zou zijn, opdat ook de vreemdelingen mede konden genieten van de verbetering van het bouwwerk. Het gaat echter niet aan, aan deze subsidie-verhooging voorwaarden in zake het oprui men van de schutting te verbinden. De heer SCHRAUWEN vraagt of deze subsidie eenig recht geeft op medezeggenschap over de arbeidsvoorwaarden van het personeel. De VOORZITTER zegt, dat het hier niet op den weg der gemeente ligt, zich met de arbeidsvoorwaarden te be moeien, daar het Rijk het meeste bijdraagt. Zijn die voor waarden niet in orde, dan zou volgens de zienswijze van den heer Schrauwen het Rijk in gebreke zijn. De heer BOGMANS klaagt over het feit, dat het personeel de vrije christelijke feestdagen moet inhalen. Spr. vraagt of het niet mogelijk zou zijn, nu men toch aan een contract bezig is, een bepaling daarin op te nemen betreffende door betaling op die dagen. De VOORZITTER is van meening, dat zulks op den weg van het Rijk ligtbovendien heeft spr. geen klacht van dien aard bereikt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 328