3o JUNI 1921. M- 331 De heer CERUTTI merkt op, dat de heer B a ij i n g s heeft verklaard f 700, te kunnen verwonen. De heer KLUFT vindt f 700,al heel goed betaald voor de woning, feitelijk reeds te veel. Spr. zou f 500,voldoende achten. De VOORZITTER zegt, dat met den heer de Wolf de zaak eenigszins anders stondde huishuur was in dat geval bij het salaris inbegrepen. De huurcommissie heeft een huurprijs van f 700,voor het pand goedgekeurd. Men moet niet uit het oog verliezen, dat de gemeente tegenover den heer B a ij i n g s evenals tegenover elk particulier geheel vrij staatdeze kan er al of niet op ingaan. Zonder verdere bedenkingen wordt alsnu over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. 34. Schrijven van Burgemeester en Wethouders ten ge leide van een voorstel van den heer H. J. Moll, tot in voering van de 45-urige arbeidsweek bij de verschillende takken van gemeente-dienst, luidende als volgt ,,Van Uw medelid, den heer Wethouder Moll, ontvingen wij het hierbijgaand voorstel, ten doel hebbende om met ingang van x Juli a.s. voor alle werklieden in gemeente dienst over te gaan tot de invoering van de 45-urige arbeids week, met uitzondering van de stokers bij de gasfabriek, voor wie de voorsteller de 42-urige arbeidsweek zou wen- schen ingevoerd te zien, met dien verstande, dat de werk- rooster zal worden vastgesteld in overleg met de organisaties van Overheidspersoneel en dat hun het loon zal worden uitbetaald, berekend tegen een 45-urige werkweek. Zooals U bekend is, bevat het werkliedenreglement eene bepaling, waarbij een arbeidsduur van 48 uren per week is voorgeschreven, doch sinds het in werking treden der Arbeids wet op 24 October 1920 kon deze bepaling ten opzichte van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 331