336 3o JUNI 1921. maar b.v. voor personeel in continu-dienst eerder een korteren arbeidsduur zal moeten gelden is van oordeel, dat in vorenstaanden zin zal moeten worden gehandeld en dat alleen langs organisatorischen weg overleg met de betrokken werklieden moet worden gepleegd over aangelegenheden hun arbeids- en dienstvoorwaarden rakende en gaat over tot de orde van den dag". De VOORZITTER vindt het op het oogenblik het beste alleen aan de orde te stellen de kwestie van de 45- of 48- urige arbeidsweek. De heer MOLL herinnert aan de invoering van de 45- urige werkweek bij de wet op 24 October 1920, waardoor die arbeidsduur bij de particuliere bedrijven en vele gemeente bedrijven verplichtend werd gesteld. Reeds geruimen tijd ge leden heeft spr. een voorstel tot invoering van de 45-urige werkweek voor alle gemeente-werklieden ingediend en in verband daarmede overleg gepleegd met de directeuren der bedrijven. Herhaaldelijk is daarbij door den directeur van de Gasfabriek beweerd, dat invoering bij het con tin u-bedrijf niet mogelijk was, daarom verwondert het spr. ten zeerste dat deze enkele dagen vóór deze vergadering toch met een ont- werp-regeling gekomen is, waarbij die diensttijd wèl kan worden doorgevoerd. Zulks komt spr. zeer verdacht voor. Spr. wil zich echter bij die regeling neerleggen en zijn voor stel als volgt wijzigen „Vanaf 4 Juli a.s. voor alle werk lieden in gemeentedienst de 45-urige werkweek te doen invoeren, met dien verstande, dat de werkrooster zal worden vastgesteld in overleg met de organisaties van overheids personeel". Ten slotte zegt spr., dat de invoering van de 45-urige werkweek voor de gemeente niet anders dan groot voordeel kan opleveren alleen bij den Reinigingsdienst geeft het al een besparing van f 96,50 per week. Zulks wijst niet op een surplus aan werkkrachten, maar op een betere werkin- deeling.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 336