27 JANUARI 1921. 33 „geven, dat het zoozeer noodzakelijke verantwoordelijkheids gevoel bij die hoofdambtenaren ernstig wordt geschaad. „De tijd zal voorts moeten leeren of de aanwezigheid in ,,eene gemeente van een bezuinigingsambtenaar, al dan „niet tot gevolg zal hebben, dat bij voorkomende vacatures „bekwame mannen, die zich van hun kennis en ervaring „ten volle bewust zijn, zich van sollicitatie zullen onthouden. „Reden tot vreezen is hier zeker aanwezig. „De te dezer zake door den heer Haaiman uitgesproken „meening is hierdoor voldoende weerlegd. „Naar aanleiding van het vorenstaande heeft onderge- „teekende de eer Uw College voor te stellen aan den „Raad machtiging te vragen „ie. tot het benoemen van eene bezuinigings-commissie „van 12 ledendie Commissie te installeeren en haar „opdracht en bevoegdheid te geven als voren omschreven „2®. in overleg met de te benoemen Commissie te mogen „beschikken over een crediet van ten hoogste f 3.000. „tot bestrijding van eventueele kosten en „3e. tot het zoonoodig voorzien in vacatures, die in de „Commissie zouden kunnen ontstaan tijdens den duur harer „werkzaamheden." De heer HAALMAN kan zich niet met het voorstel ver eenigen. Spr. is van meening dat deze commissie niet het effect kan en zal sorteeren, dat ermede wordt bedoeld. Hij heeft erover verbaasd gestaan, dat het College unaniem heeft besloten, om het maximum aantal leden der Commissie op twaalf te bepalen. Dat dit maximum direct bereikt zal worden, blijkt wel uit de verdeeling van de rollen men zou zelfs bij het beschouwen dier rolverdeeling geneigd zijn te gelooven, dat men aan twaalf leden nog niet genoeg heeftMen vraagt als leden der commissie, een koopman, een bouwkundige, een apotheker en tal van andere deskun digen. Waar zijn die op technisch en administratief gebied inderdaad bevoegden allemaal te vinden Spr. vreest, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 33