340 3o JUNI 1921. Wanneer de heer F e b e r een werkman ontmoet en dezen nadat hij zich bekend heeft gemaakt vraagt„Hoe lang wil je werken 45 of 48 uur dan antwoordt de man natuurlijk48 uur. Wat nu betreft het schrijven, dat de heer Feber 's morgens in zijn brievenbus vond, spr. noemt het een wonder wanneer in den tegenwoordigen tijd, werk lieden liever 48 dan 45 uur per week werken. Doch spr. acht zich verplicht eenig verband te leggen tusschen de vragen door den heer Feber tot de werklieden gericht en voornoemd schrijven. In dit verband zal ook de motie van ,,St. Paulus", welke in zoo krachtige termen gesteld is, wel haar reden van bestaan hebben. Spr. geeft als zijn lezing van het geval, dat de heer Feber bij diens vragen aan de arbeiders den nadruk heeft gelegd op de geldkwestie, nl. dat de werklieden bij invoering van de 45-urige werkweek 3 uur loon zullen derven. Vervolgens heeft de heer Feber hetzelfde liedje gezongen als in September 1.1., het verkon digde niets nieuws en was op een Middeleeuwsche wijs. Spr. zal daartegenover niet stellen, de meening van hemzelf en zijne partijgenooten, doch een en ander noopt hem een dorre opsomming te geven van verschillende gemeenten in Neder land, waar de 45-urige werkweek reeds is ingevoerd. Spr. noemt deze lijst een kerncollectie, omdat het hier geldt plaatsen, waarin de gemeenteraden samengesteld zijn uit alle mogelijke politieke richtingen. Wanneer aan den wensch van den heer Feber gevolg wordt gegeven, doet men vol gens spr. een stap op den weg van de reactie. Het woord „reactie" is den laatsten tijd op veler lippen. In dit verband herinnert spr. aan de onlangs te Utrecht door de Roomsch-Katholieken gehouden meeting, waar tegen de reactie werd geprotesteerd met pater mr. dr. R a a ij- makers en het kamerlid Kuiper aan het hoofd. Spr. juicht zulks ten zeerste toe en ziet hierin een punt van overeenstemming tusschen Katholieken en Socialisten waarbij zij elkander broederlijk de hand kunnen reiken. In de toe komst moeten dan ook beide partijen gezamenlijk optrekken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 340