342
3o JUNI 1921.
dit voorstel zelfs een bezuinigingsmaatregel inhoudt. Om dit
laatste aan te toonen doet spr. voorlezing van een tot hem
gericht schrijven van den Directeur van den Reinigingsdienst
d.d. 29 Juni 1.1., luidende als volgt
„Naar aanleiding van de met U gehouden bespreking over
de gevolgen, die de invoering van de 45-urige arbeidsweek
voor onzen dienst zoude hebben, ben ik zoo vrij U een en
ander nog nader schriftelijk uiteen te zetten.
Om te beginnen acht ik het noodzakelijk U er nogmaals
op te wijzen, dat die invoering geen uitbreiding van perso
neel noodig zal maken. De verklaring mijnerzijds, dat bij een
personeel van 49 man, 49 X 3 uren werktijd uitgespaard kan
worden, doet, ik erken dit ten volle, veronderstellen dat er
thans te veel personeel bij de Reiniging in dienst is.
In werkelijkheid is dit niet het geval; de vraag is slechts,
hoe wordt die besparing verkregen.
De diensttijd is thans
a. voor de voerlieden ó1/,8l/283'4 12; il/4— 4^2
81/2 uur;
b. voor de anderen 78i/2;83/412; U/44V2 8V2
des Zaterdags a 8l/2 83/412x/4 51/2
b 7—8i/2; 83/4—123/4 5i/2
De diensttijd moet worden
a. 71/2—12; ii/2—5 8 uur;
b. 8—12; 11/2—51/2=8
des Zaterdags a 79; 91/4121/4=5 uur;
b 71/2—9! 9x/4123/4— 5
Bij de tegenwoordige dienstregeling is des voormiddags
i/4 uur schaft toegestaan, deze schafttijd is moeilijk te con
troleeren (ze wordt op het werk genomen, dus over'de stad
verdeeld) en is eerder langer dan korter.
Bij wijziging van den dienst, waardoor de werktijd van 51/2
op 4x/2 uur en van 41/2 op 4 uur wordt teruggebracht, kan
dit i/4 uur schaft vervallen. Door deze regeling is dus offi
cieel reeds de helft van den te besparen tijd gewonnen, in
werkelijkheid echter meer dan de helft.