30 JUNI 1921. 343 De tijd van aankomst op het mestplein na afloop van de werkzaamheden, zooals ophalen van huisvuil enz., is onge veer n1/., uur des voormiddags, welke tijd verloren gaat met het ledigen der wagens en het uitspannen der paarden. Ook deze werkzaamheden kunnen in een eenigszins korteren tijd geschieden, hiervoor is natuurlijk de medewerking van het personeel noodig. Nu heeft mijne ervaring, opgedaan in mijne vroegere stand plaats, mij geleerd, dat met medewerking van het personeel de werktijd belangrijk bekort kan worden. Waar nu zooals hier het geval is op de volle medewerking van de organisaties gerekend mag worden, daar durf ik met het volste vertrouwen herhalen hetgeen ik bij den aanhef van dit schrijven gezegd heb. Het half uur des Zaterdagsvoormiddags vervalt, als zijnde in strijd met het werklieden-reglement. Ten slotte deel ik U nog mede, dat bij de tegenwoordige loonregeling eene besparing van f 96,81 per week verkregen zal worden". Wanneer een directeur van een tak van dienst zóó spreekt, dan is volgens spr. de zaak voldoende toegelicht. De heer KLUFT zegt, dat, hoewel hij vroeger niet voor een 45-urige werkweek was, hij zich niet schaamt om zich thans aan de zijde der voorstanders te scharen. Spr. vraagt zich af, waar het heen zou moeten, wanneer nu evenals vóór den oorlog 60 en meer uren per week zou worden gewerkt de werkloosheid-zou nog ontzettend grooter zijn, dan zij nu reeds is. Spr. zal dan ook voor dit voorstel stemmen. De VOORZITTER vindt de debatten over dit onderwerp wel eenigszins opgeschroefd, want op het werkliedenpersoneel van 200 a 250 man zal eventueele invoering van de 45-urige werkweek van invloed zijn op hoogstens 60 man en derhalve niet zulke enorme kosten met zich meebrengen. Dat het niet-invoeren zoo reactionnair zou zijn, ziet spr. echter niet in. De Raad was indertijd toch ook niet reactionnair toen hij besloot een 48-urige werkweek te behouden waar de wet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 343