30 JUNI 1921.
345
De heer LIJDSMAN merkt naar aanleiding van het advies
van den Directeur der Gasfabriek op, dat de stokers bij
invoering van den verkorten arbeidsduur een zeer ongeregel-
den diensttijd zullen krijgen. Spr. verklaart zich tegen het
voorstel van den heer Moll.
De VOORZITTER wenscht in aansluiting van zijn betoog
nog op te merken, dat de Directeur der Lichtbedrijven niet,
zooals de heer Moll veronderstelt, tot andere gedachten is
gekomen eerstgenoemde is nog altijd tegen de voorge
stelde regeling doch deze heeft met passen en meten een
halve oplossing verkregen voor het geval, dat de Raad dit
voorstel mocht aannemen.
De heer HAALMAN zegt, dat, als men een zaak niet van
harte steunt, er altijd wel moeilijkheden te vinden zijn om
op te werpen.
De heer MOLL deelt mede, dat de Directeur der Licht
bedrijven pertinent heeft verklaard, dat invoering van de
45-urige werkweek voor de continu-bedrijven onmogelijk was.
Op het laatste oogenblik echter komt deze met een oplos
sing spr. noemt zoo'n handelwijze verdacht. Hij wil overleg
met de organisaties van overheidspersoneel omtrent werk-
regelingen.
De heer CERUTTI betreurt het, dat Burgemeester en
Wethouders geen praeadvies hebben uitgebracht over dit
belangrijke onderwerp over minder belangrijke zaken ge
schiedt zulks wel. Uit het thans hier gesprokene blijkt, dat
de meerderheid van het College tegen het voorstel van den
heer Moll is gekant, derhalve bevreemdt het spr. waarom
geen afwijzend praeadvies den Raad heeft bereikt.
De VOORZITTER antwoordt den heer C e r u 11 i, dat
zulks niet noodig is. Uit het schrijven, waarmede Burge
meester en Wethouders het voorstel van den heer Moll