30 JUNI 1921. 347 2. Is het Burgemeester en Wethouders bekend, dat de keldermuren (grondkeerende muren), bedoeld in artikel 45 der bouwverordening, van de bovenbedoelde woningen geen 27 c.M. doch thans slechts 22 c.M. dik zijn 3. Achten Burgemeester en Wethouders het niet noodig, dat de hierbedoelde gronddrukkeerende keldermuren direct bij het opmetselen in goed verband 27 c.M. dik gemetseld worden (dus D/g steen)? 4. Achten Burgemeester en Wethouders de hierbedoelde gronddrukkeerende keldermuren dik 22 c.M. (dus 1 steen Waalvorm), welke vermoedelijk naderhand zoogenaamd wor den beklampt, waardoor toch een dikte van 27 c.M. wordt verkregen, even sterk als een muur dik 27 c.M. (U/s steen) in goed metselverband gemetseld Van Uw medelid, den heer Korteweg, ontvingen wij de hierbijgevoegde vragen, welke betrekking hebben op de in aanbouw zijnde middenstandswoningen aan den Haagweg. Naar aanleiding hiervan hebben wij de eer die vragen als volgt te beantwoorden Vraag 1. Het opmaken der teekeningen is geschied in overeenstemming met het gemeentelijk bouw- en woning toezicht. Vraag 2. Op dit oogenblik hebben de keldermuren eene dikte van 22 c.M., doch het voornemen bestaat die dikte, door beklamping, te brengen op minstens 27 c.M. Vraag j. Over de vraag, of het opmetselen van kelder muren direct in goed verband ter dikte van 27 c.M moet geschieden, dan wel of die dikte door beklamping kan worden verkregen, kunnen de meeningen uiteenloopen. Vraag 4. Het spreekt vanzelf, dat een muur, die in ver band is opgemetseld ter dikte van 27 c.M., sterker is, dan een zoodanige, die door beklamping deze dikte haalt. De heer KORTEWEG kan zich niet met het antwoord op vraag II vereenigen. Spr. ziet niet in, waarom nog be^ klampt moet worden wanneer de muur sterk genoeg is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 347