30 JUNI 1921. 349 Directeur van Openbare Werken mede te deelen, dat met de gemaakte opmerkingen rekening moet worden gehouden, daar het hier slechts een kwestie van opvatting omtrent het betrokken artikel betreft. De heer LIJDSMAN geeft er de voorkeur aan, deze kwestie in de vergadering van de bouwcommissie te bespreken. De heer KORTEWEG stemt daarin toe. De VOORZITTER constateert, dat de heer Korteweg zijn motie heeft ingetrokken. 36. Schriftelijke vragen van het raadslid, den heer M e ij- v i s, betreffende het broodgewicht enz., met antwoord van Burgemeester en Wethouders. De vragen van den heer M e ij v i s en het desbetreffend antwoord zijn van den vol genden inhoud ie. Is het Burgemeester en Wethouders bekend, dat door geen der bakkers het brood a 8 ons gewicht verkocht wordt 2e. Is het Burgemeester en Wethouders ook bekend, dat door een groot deel der bakkers het brood a 7 ons en nog lager gewicht verkocht wordt 3e. Bestaat in deze gemeente een verordening regelende het gewicht van brood 4e. Zoo vraag 3 met „neen" moet worden beantwoord, zijn Burgemeester en Wethouders dan bereid een verordening in het leven te roepen, volgens welke het brood wordt ver kocht aan een vastgesteld gewicht Op de onder dagteekening van 12 Mei 1921 door het lid van den Raad, den heer J. M. M e ij v i s, overgelegde vragen betreffende het broodgewicht te Breda hebben wij de eer het volgende te antwoorden t. Het is aan Burgemeester en Wethouders niet bekend, dat door geen der bakkers het brood aan 8 ons gewicht verkocht wordt. Opgemerkt wordt, dat bepalingen daarvoor in deze gemeente niet van kracht zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 349