30 JUNI 1921. 351
steunverleening aan „uitgetrokken" werkloozen, in de door
den Minister van Binnenlandsche Zaken aangewezen bedrij
ven en volgens de door dien Minister vastgestelde regelen.
Daarbij werd tevens bepaald, dat die steunregeling van kracht
zou zijn tot 4 Juni 1921.
In diezelfde vergadering werd tevens besloten de bestaande
steunregeling voor „uitgetrokken" sigarenmakers in overeen
stemming te brengen mee de door den Minister vastgestelde
regeling, waarbij eveneens werd bepaald, dat ook deze rege
ling zou gelden tot 4 Juni 1921.
Nadien is door den Minister bepaald, dat de hierbedoelde
steunregeling nog na 4 Juni j.l. zou worden voortgezet, met
dien verstande evenwel, dat het tarief van ondersteuning
met 10% werd verlaagd.
Eene nadere circulaire van den Minister, welke eerst heden
ter onzer kennis werd gebracht, bevat intusschen regelen
ten aanzien van den tijd, gedurende welke de ondersteuning
kan worden genoten, met dien verstande, dat de steunver-
leening niet langer wordt in stand gehouden dan tot 30
Juli e.k. Echter zal aan de „uitgetrokken" tabaksbewerkers
nog mogen worden uitgekeerd, totdat zij het maximum van
het door den Minister genoemd aantal weken uitkeering
hebben genoten, ook al zou de termijn van afloop der steun
verleening eerst eindigen na 30 Juli e.k. Voor de werk
loozen, behoorende tot de schoenfabrieken heeft de steun
verleening opgehouden met ingang van 26 dezer.
Wijl zooals hiervoor reeds is medegedeeld, de steunrege
ling voor „uitgetrokken" werkloozen slechts is aanvaard tot
4 Juni j 1., is het noodzakelijk, dat opnieuw eene beslissing
wordt genomen, of de steunverleening naar de door den
Minister opnieuw vastgestelde regeling al dan niet van ge
meentewege zal worden voortgezet.
Daarbij zal tevens te overwegen zijn, of men die regeling
voor alle „uitgetrokken" werkloozen wenscht te doen eindi
gen op 30 Juli a.s., dan wel, of men zich ten aanzien van
de „uitgetrokken" sigarenmakers wenscht aan te sluiten aan