30 JUNI 1921. 353 Voorts wil hij, nadat voldoende gebleken is, dat niet de geheele Raad het eens kan zijn met het voorspel van de door hem ingediende motie, niet den weg bewandelen, welke door „zekere Katholieke zijde" tegen de Katholieke Sport beweging, waarmee de lichamelijke opvoeding der jeugd ge moeid is, werd ingeslagen. Ook wil hij als overweging laten gelden, dat de spelers van ,,N. A. C." in meerderheid Bredasche jongens zijn, al is aan deze Bredasche Sportclub van bovenbedoelde zijde een politieke ondergrond gegeven, waardoor de „neutraliteit" dier club voldoende is in het licht gesteld en het klein geestige der anti-katholieke daad op weinig verheffende wijze sterk naar voren kwam. Waar van zekere zijde steeds wordt gewaagd van verdraag zaamheid, waarop echter nooit de daad volgt, wil onderge- teekende, hoewel protesteerende tegen de anti-katholieke actie rond de sportbeweging op touw gezet, gaarne een blijk van verdraagzaamheid geven door alsnog zijn motie in te trekken. Het Raadslid, A. SCHRAUWEN. Spr, constateert derhalve, dat deze motie geen onderwerp van bespreking meer uitmaakt. De VOORZITTER stelt voor, de punten 38 tot en met 40 in besloten vergadering te behandelen. Daartoe wordt besloten. Rondvraag. De heer HAALMAN betreurt het, dat de heer Schrau- w e n zijn motie in zake de officiëele ontvangst van de Voetbalvereeniging „N. A. C." heeft ingetrokken, niet zoozeer om de motie zelf, doch het ware wenschelijk geweest vrijuit over deze zaak te debatteeren, dan had een principiëele

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 353