366 8 AUGUSTUS 1921. in zake het ontslag van den agent van politie J. H. Smits en de terugstelling in rang van den agent J. Blakenburg. 15. Adressen van het hoofdbestuur van den Algemeenen Bond van Politiepersoneel in Nederland, verzoekende i°. een nieuw onderzoek in te stellen naar het ontslag van den agent van politie J. H. Smits en de terugstelling in rang van den agent J. Blakenburg; 20. het omtrent deze zaak verhandelde in de geheime raadszitting van I3junij.l. in het openbaar te herhalen. De VOORZITTER stelt voor, deze stukken voor kennis geving aan te nemen. Dé heer COHEN wil een commissie instellen om de opge legde straffen nader te doen onderzoeken. Naar spr.'s oor deel zijn beide agenten te zwaar gestraft voor zoo'n luttel bagatel. De VOORZITTER merkt op, dat de heer Cohen bij de behandeling van deze zaak in een vorige vergadering niet tegenwoordig is geweest. Er zijn spr. toen door den Raad vragen gesteld, welke hij breedvoerig beantwoord heeft. Daarop heeft de Raad besloten een adres van dezelfde strek king als het onderhavige in handen van spr. te stellen ter afdoening. Daarmede was de zaak afgedaan. Spr. meent derhalve, dat het onnoodig is en niet ter zake dienend nu wederom de debatten hieromtrent te openen. Zulks veran dert aan de zaak zelf niets. Spr. vraagt den heer Cohen of het diens plan is de zaak weder au fond te behandelen. De heer COHEN antwoordt bevestigend. De VOORZITTER meent, dat zulks niet vereenigbaar is met het prestige van den Raad, welke in deze eenmaal een beslissing heeft genomen. Spr. heeft indertijd uitvoerige toe lichtingen gegeven, zelfs meer dan men mocht verwachten, de Raad heeft zich daarbij unaniem neergelegd. Het zou

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 366