A
3 7
27 JANUARI 1921.
teur, dat is thans niet aan de orde de heer Haaiman
heeft zulks 9 maanden geleden kunnen bepleiten. Voorts
acht de heer Haaiman de commissiën van bijstand in
hun bevoegdheden bedreigd. Waarom heeft hij zich dan niet
niet de andere leden van de commissie voor de gasfabriek
in verbinding gesteld 0111 te overleggen, hoe in dat bedrijf
bezuinigd zou kunnen worden Hetzelfde geldt ook voor de
heeren Korteweg en Kluft, waarom hebben zij zulks
destijds niet gezegd, 1111 is de tijd daartoe voorbij. Spr. vindt
het heel vreemd, dat men thans met al die bezwaren komt.
Wat het verzoek van mevrouw N e v e-R e i n t j e s om
trent het zitting nemen van vrouwen in de commissie, betreft
er kan over gedacht worden.
De heer F. Schrauwen wil het op blz. 3 van het
voorstel vermelde rapport laten uitbrengen aan den Raad
in plaats van aan Burgemeester en Wethouders, opdat dit
dan nooit door het College besnoeid kan worden. Wel doet
het College aan den Raad een voorstel omtrent het al of
niet openbaarmaken van het rapport, doch dat neemt niet
weg, dat de Raad daarvan toch in zijn geheel kennis krijgt.
De heer Kluft vreest haken en oogen, spr. kan dat
niet inzien de raadscommissiën hadden dan vroeger van
hunne activiteit in deze blijk moeten geven.
Ten slotte merkt spr. op, dat de arbeiders en ambtenaren
door de commissie kunnen worden gehoord.
De heer KORTEWEG komt op tegen het door wethouder
F e b e r gesprokene in zake de activiteit der commissiën van
bijstand. De commissieleden hebben geen gelegenheid gehad
om zich in het bedrijf in te werken, daar zij niet het recht
hebben zich overal toegang te verschaffen.
De heer HAALMAN zal niet ingaan op al hetgeen de
heer Feb e r gezegd heeft. Deze heeft echter de staf gebroken
over de wijze waarop de commissies ten aanzien van bezui-
niging hun taak vervuld hebben en daarom voelt spr. zich