382 8 AUGUSTUS 1921. Opvoeding- en Onderwijsstichting ,,St. Marie" te Huijbergen aan die stichting de benoodigde gelden uit de gemeentekas te verstrekken ten behoeve van de uitbreiding van hare schoollokalen aan de Havermansstraat. Naar aanleiding van dit verzoek, hetwelk het eerste is van die strekking, dat sedert de inwerkingtreding van de lager- onderwijswet 1920 ons bereikt, wenschen wij het volgende onder Uwe aandacht te brengen. De hierbedoelde onderwijswet bepaalt, dat de kosten van stichting, uitbreiding en verbouw van schoollokalen, zoowel van openbare als bijzondere, waaronder mede begrepen zijn de kosten ter verkrijging van den benoodigden grond en die van eerste inrichting met inbegrip van de schoolmeubelen, voor rekening komen van de gemeente, -waar de schoollo- ka'en worden opgericht. Wanneer het bestuur van eene rechtspersoonlijkheid bezit tende instelling of vereeniging in de gemeente eene bijzondere lagere school wenscht te vestigen, uit te breiden of de in richting van het gebouw wenscht te veranderen, kan het tot den gemeenteraad eene aanvraag richten, om de daarvoor benoodigde gelden beschikbaar te stellen, ofwel het gebouw te stichten of het bestaande te vergrooten. Bij die aanvraag moeten worden overgelegd a. eene verklaring, waaruit blijkt, dat de school door ten minste 40 leerlingen zal worden bezocht b. eene verklaring, dat de instelling of vereeniging zich verbindt als waarborgsom in de gemeentekas te storten een bedrag, gelijkstaande met 15 van de stichtings- kosten c. eene opgaaf van het getal leerlingen voor wie het gebouw ruimte moet bieden, het maximum-getal leer lingen, dat per klasse zal worden toegelaten, het getal klassen, zoomede of de school bestemd zal zijn voor het geven van gewoon of uitgebreid lager onderwijs. Bij eene aanvraag om de benoodigde gelden van gemeen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 382