8 AUGUSTUS 1921. 385 wij in dit geval geen aanleiding vinden, er toe mede te werken, om de bestaande school voor gewoon lager onderwijs om te zetten in eene school voor uitgebreid lager onderwijs en alzoo de aanvrage tot bijbouw van 5 klaslokalen met onderwijzerskamer en gymnastieklokaal toe te staan. Resumeerende hebben wij de eer U voor te stellen aan het schoolbestuur voornoemd, als beschikking op zijn adres, te doen weten, dat geene medewerking van gemeentewege kan worden verleend tot uitbreiding van de bestaande school tot eene met 9 leerjaren, op grond, dat de nood zakelijkheid daarvan voor deze gemeente niet is aangetoond en ook niet gebleken is." Niemand der leden eenige bedenking hebbende, wordt overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. 35. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, betreffende de oprichting van een dienstgebouw voor den warenkeurings- dienst, luidende als volgt „Als gevolg van de aanwijzing van Breda tot centrum gemeente overeenkomstig de Warenwet 1919, St.bl. no. 581, heeft deze gemeente o. m. de zorg voor de oprichting en inrichting van het dienstgebouw (laboratorium, enz.). Ernstige overweging heeft ons College doen besluiten U te adviseeren daarvoor te bestemmen het terrein aan den Wilhelminasingel in de nabijheid van het in aanbouw zijnd R. K Ziekenhuis, op bijgaande teekening gearceerd aange duid, welk terrein eigendom is van de gemeente Breda. Ingevolge art. 2, sub 4b van het Kon. Besluit van 18 Maart 1921, St.bl. no. 592, moet de aanwijzing van dezen grond worden goedgekeurd door den Minister van Arbeid, terwijl ingevolge art. 5, sub b, de waarde van den grond wordt geschat door drie deskundigen, waarvan één wordt aange wezen door den Minister van Arbeid, één door Burgemeester en Wethouders dezer gemeente en de derde door den Com missaris der Koningin in deze provincie.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 385