8 AUGUSTUS 1921. 391
behoeft echter in geenen deele de onmiddellijke voorziening
van de Baronielaan onzerzijds in den weg te staan.
Wij hebben de eer Uwen Raad voor te stellen, den
eersten onderteekenaar van het adres door afschrift dezes
omtrent den stand der zaak in te lichten."
De VOORZITTER wenscht, naar aanleiding van hetgeen
in de raadsvergadering te Princenhage gezegd is nl. dat
de mededeeling van Burgemeester en Wethouders van Breda
aan den Raad niet volledig zou zijn, omdat zij het daarin
doen voorkomen of door Gedeputeerde Staten een onvoor
waardelijke vergunning verleend is geworden, terwijl zulks
inderdaad niet het geval is op te merken, dat wanneer
er in de vergunning staatbehoudens rechten van derden,
zulks niets te maken heeft met een bijzondere goedkeuring
van de gemeentebesturen van Princenhage en Ginneken.
De heer HAALMAN heeft tot zijn verwondering gecon
stateerd, dat deze aangelegenheid niet bij de Gascommissie
in behandeling is geweestspr. wil derhalve het voorstel
aan Burgemeester en Wethouders renvoyeeren, opdat alsnog
het advies dier commissie kan worden ingewonnen.
De VOORZITTER zegt, dat een en ander spoedshalve is
geschiedde Gascommissie is trouwens met deze kwestie
bekend. Het betreft hier geen voorstel, doch slechts een
mededeeling omtrent den stand der zaak er ligt dan ook
geen beslissing in.
De heer KORTEWEG verwondert zich over het feit, dat,
wanneer de gemeente Breda het recht heeft kabels in de
Baronielaan te leggen, zij toch nog aan de gemeentebesturen
van Ginneken en Princenhage heeft gevraagd of deze daartegen
bedenkingen hadden.
De VOORZITTER is van oordeel, dat men die gemeente
besturen toch collegiaal dient te behandelen.