27 JANUARI 1921. 39 doen, op de hoogte te stellen, terwijl buiten den Raad de kans grooter is, deskundigen op dat gebied aan te treffen. De heer F. SCHRAUWEN verklaart, in beginsel niet tegen het instellen eener bezuinigingscommissie te zijn. Het plan daartoe moest echter eerst uitgewerkt worden om te zien wat men aan zoo'n commissie zal hebben. En nu is het juist de constellatie van de commissie, welke het meest bezwaar oplevert. Spr. komt daarom terug op zijn betoog tot het opnemen van arbeiders in de commissie. Wanneer men wil bereiken, dat ook de arbeiders voortdurend hun invloed kunnen doen gelden, dan moet men er toe over gaan ze in de commissie te benoemen. Wat spr's. bedenking tegen de clausule op blz. 3 betreft, deze is na de toelichting van den wethouder wel eenigszins vervallen, maar toch zag hij de door hem voorgestelde wij ziging liever aangebracht. De heer KLUFT vindt het sterk, dat de Voorzitter heeft beweerd, dat de commissiën nooit bezuinigingsmaat regelen hebben ingediend. De Reinigingscommissie b.v. heeft al jaren aangedrongen op een eigen smederij. Wanneer de werkzaamheden der commissiën zoo weinig gewaardeerd worden, dan is het beter ze alle op te doeken. De VOORZITTER zegt, dat het hier gaat om een expres- selijke bezuinigingspoging in de gehcele administratie. Dat is nooit door een commissie geschied. De heer FEBER frappeert het, dat de Reinigingscommissie, waarvan de heer Kluft deel uitmaakt, niet heeft geweten, dat eenig personeel bij dien tak van dienst kon worden ge mist, hetgeen later is gebleken uit het niet aanvullen van enkele vacatures. Volgens spr. had de commissie dat toch vooruit behooren te zien. De heer KLUFT ,,Dank U wel voor het compliment

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 39