4-02
8 AUGUSTUS 1921.
wetende, dat de militaire terreinen groot zijn p.m. 261/,
hectare voor het oefenen van p.m. 1260 soldaten
gezien de^ militair^ slag, die de Bredasche burgerij wordt
aangedaan
BESLUIT
deze motie ter kennis te brengen van de beide Kamers der
Staten-Generaal, met beleefd verzoek het daarheen te willen
leiden, dat alsnog aan het verzoek van de Gemeente Breda
tot verkrijging van militair terrein voor het bouwen van
woningen wordt voldaan en gaat over tot de orde van
den dag.
Het Raadslid,
A. C. KORTEWEG.
Spr. heeft niets principieels tegen deze motie, doch
zou nu de Minister, die dat leelijk besluit genomen heeft,
inmiddels is afgetreden er de voorkeur aan geven alvorens
met dit min of meer grof geschut te beginnen, bij diens
opvolger pogingen aan te wenden om alsnog verandering in
de genomen beslissing te verkrijgen en wel door den Minister
kennis te geven van wat heden in den Raad is geschied,
ook van de motie van den heer Korteweg kan daarbij
liever in eenigszins gekuischten vorm mededeeling
worden gedaan. Spr. wil langs dezen weg trachten een goede
oplossing te verkrijgen en geeft in overweging de motie van
den heer Korteweg te stellen in handen van Burge
meester en Wethouders om prae-advies.
Daartoe wordt besloten.
De heer HAALMAN juicht ten zeerste toe, dat deze punten
gezamenlijk ter sprake worden gebracht. Spr. is het volkomen
eens met Burgemeester en Wethouders, waar deze in hunne
nota zeggen, dat het woningvraagstuk hier inderdaad een
grondvraagstuk is. Hij constateert, dat, wanneer men achteraf
nagaat, wat men in ongeveer 2 jaren gedaan heeft om dit
vraagstuk op te lossen, helaas blijkt, dat men nog precies