8 AUGUSTUS 1921. v»/- 407 De VOORZITTER verwondert zich over den heer Korte- w e g, die de ontsiering van den Wilhelminasingel door noodwoningen geen bezwaar blijkt te vinden, terwijl deze zoo straks nog bij de kwestie van het op te richten gebouw voor den Warenkeuringsdienst een prijsvraag wenschte te doen uitschrijven uit vrees, dat die singel anders door een minder monumentaal gebouw zou worden ontsierd. Ophoo ging van de terreinen langs den Wilhelminasingel zou een dure werkverschaffing worden we zijn verplicht op de dub beltjes te passen. Bovendien kan het moeilijk geschieden zonder uitbreidingsplan, Het zou onoordeelkundig zijn daar de zaak zoo maar dicht te gooien en er noodwoningen neer te zetten, welke er natuurlijk nog jaren zullen blijven staan. Spr. vindt dit dan ook een oplossing, waartoe hij slechts in de alleruiterste noodzakelijkheid de toevlucht zou willen nemen. Wat de kwestie van den eerstaanwezend ingenieur betreft, men kan ervan verzekerd zijn, dat deze handelt op gezag van den verantwoordelijken minister. Vervolgens rest spr. nog de beantwoording van twee vragen, n.l. betreffende den z.g. Pelmolen en de Klooster kazerne. Spr. zegt ervan overtuigd te zijn, dat het onttrekken van die gebouwen aan 's Rijks gebruik met zeer vele moei lijkheden gepaard zal gaan. Spr. meent hiermede alle vragen beantwoord te hebben en wijst er ten slotte op, dat uit alles blijkt hoezeer de nauwe grenzen, waarin de gemeente bekneld is, den woningbouw bemoeilijken. Spr. hoopt dan ook, dat spoedig aan dien onhoudbaren toestand een einde zal komen. De heer COHEN erkent, dat de grond aan dén Wilhel minasingel te duur is voor het plaatsen van noodwoningen en ook dat die plaatsing moeilijkheden zal opleveren bij het vaststellen van een uitbreidingsplan. In aanmerking nemende den ontzettenden woningnood, voelt spr. zich echter verplicht de motie-K orteweg te steunen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 407