8 AUGUSTUS 1921.
De heer KORTEWEGMijnheer de Voorzitter, U
blijft maar zeggen trachten
De VOORZITTER: Mijnheer Korteweg, U zou niet
anders kunnen zeggen, als U op mijn plaats zat
De heer KORTEWEG wenscht de verantwoordelijkheid,
dat gezinnen dakloos worden en onder den blooten hemel
moeten slapen, niet langer te dragen.
De heer CERUTTI vraagt of Burgemeester en Wethouders
al getracht hebben de Kloosterkazerne ontruimd te krijgen.
Zoo niet, dan geeft spr. in overweging tot de Regeering de
vraag te richten of zij die kazerne in vérband met de in
krimping Van het leger nog noodig heeft.
De heer KORTEWEG handhaaft zijn motie tot ophooging
der terreinen langs den Wilhelminasingel en het bouwen
van noodwonipgen ter plaatse.
De VOORZITTER vestigt er de aandacht op, dat men in
deze motie twee kwesties moet onderscheiden i°. de ophoo
ging der terreinen voor werkverschaffing en 2°. het bouwen
van noodwoningen. Spr. vraagt zich af, wat de kosten hier
van zullen zijn. Het komt spr. voor, dat de heer Korte
weg strijdt voor een zaak, waarvoor deze zelf weinig gege
vens kan aanbrengen er ontbreekt alle perspectief aan.
Men kan even goed voorstellen op het Kasteelplein en de
Groote Markt, bij wijze van demonstratie tegen den woning
nood, noodwoningen te plaatsen. Spr. geeft in overweging
de motie van den heer Korteweg te stellen in handen
van Burgemeester en Wethouders om prae-advies.
De heer HAALMAN merkt op, dat een soortgelijke motie,
indertijd door hem namens zijn partijgenooten ingediend, nog
steeds in handen is van Burgemeester en Wethouders om
prae-advies.