2o SEPTEMBER 1921.
439
Waar de door den Minister gemaakte uitzonderingsbe
palingen ten aanzien van de „uitgetrokken" sigarenmakers
thans zijn vervallen, komt het ons niet gewenscht voor, die
bepalingen van gemeentewege wederom in het leven te
roepen, wijl verdere steunverleening aan werklooze sigaren
makers en wel geheel voor rekening der gemeente nood
wendig moet leiden tot steunverleening aan alle werkloozen en
mitsdien een terugkeer tot het tijdperk van het Steuncomité
tengevolge zou hebben.
De gemeente toch dient ten opzichte van alle werkloozen
van welk beroep die ook mogen zijn een zelfde
standpunt in te nemen, derhalve zou bevoorrechting eener
bepaalde groep een onbillijkheid tegenover de andere cate
gorieën in zich sluiten.
Hierin is voor ons het motief gelegen, dat wij geen vrij
heid kunnen vinden U te adviseeren tot inwilliging van
bovenvermeld verzoek, weshalve wij de eer hebben U in
overweging te geven afwijzend daarop te beschikken."
De heer BOGMANS kan zich niet met het prae-advies
van Burgemeester en Wethouders vereenigen. Nu door het
eindigen van de algemeene steunregelingen een betrekkelijk
groot aantal werkloozen geheel van inkomsten verstoken zijn,
worden zij verwezen naar het Burgerlijk Armbestuur. Spr.
wenscht in verband daarmede het gemeentebestuur de vol
gende vragen te stellen
Vraag 1. Is het aan Burgemeester en Wethouders bekend,
dat aan werkloozen, niet-armlastigen vanwege het
Burgerlijk Armbestuur niet meer kan worden gegeven dan
f 0,50 tot f 1,00 per week.
Vraag 2. Oordeelen Burgemeester en Wethouders het
niet noodzakelijk, dat een eventueele steun door het Bur
gerlijk Armbestuur tenminste het kleinste minimum voor
levensonderhoud behoort te bedragen, wat van bovenge
noemde ondersteuning niet kan gezegd worden.
Vraag 3. Zijn Burgemeester en Wethouders bereid een