44°
20 SEPTEMBER 1921.
onderzoek te doen instellen naar de beschikbare middelen
van het Burgerlijk Armbestuur, tot steun aan werkloozen
niet-armlastigen ten einde den Raad een oordeel te laten
vormen over het al of niet gewenscht zijn van vermeerdering
der subsidie.
Vraag 4. Zijn Burgemeester en Wethouders bereid hun
meening kenbaar te maken over de wenschelijkheid of nood
zakelijkheid van eenige steunregeling.
Den VOORZITTER komt het voor, dat deze vragen niet
direct voor beantwoording vatbaar zijn. Spr. vraagt of de
heer Bogmans de behandeling van punt 32 wenscht aan
te houden.
De heer BOGMANS Als de andere heeren het daarmede
eens zijn, is het mij wel.
De heer HAALMAN is het niet met het prae-advies van
Burgemeester en Wethouders eens en herinnert er aan, dat
de Minister in diens circulaire van 18 Juni j.l. de gemeenten
in het vooruitzicht heeft gesteld hun in deze tegemoet te
komen het wil spr. dan ook voorkomen, dat de gemeente
voor de „uitgetrokken" werkloozen iets dient te doen. Op welke
wijze zulks dient te geschieden hetzij door tewerkstelling,
hetzij door financiëelen steun zal nog nader moeten worden
bezien. Spr. voor zich ziet liever productieve werkverschaffing,
doch meent de oplossing van deze kwestie aan Burgemeester
en Wethouders te moeten overlaten. Eerst echter zou spr.
een uitspraak van den Raad wenschen uit te lokken, dat er
iets voor de „uitgetrokkenen" moet worden gedaan. In ver
band hiermede dient spr. de volgende motie in
„De Raad der gemeente Bredaoverwegende, dat het
noodzakelijk zal zijn van gemeentewege maatregelen te
treffen ten opzichte van de „uitgetrokken" werkeloozen te
dezer stede, noodigt het College van Burgemeester en
Wethouders uit om zoo spoedig mogelijk aan den Raad