20 SEPTEMBER 1921. 441 voorstellen te doen, die ertoe zullen leiden, dat in den nood der uitgetrokken werkeloozen op behoorlijke wijze zal worden voorzien en gaat over tot de orde van den dag." Voorts wijst spr. er op, dat hij gaarne aan Burgemeester en Wethouders overlaat in welke richting de steunverleening zal gaan, hij wil slechts met deze motie voorkomen, dat vele huisvaders zich tot het Burgerlijk Armbestuur moeten wenden om onderstand. Spr. eindigt met zijn motie bij den Raad warm aan te bevelen. De heer MEIJVIS vindt, dat het gemeentebestuur een vrij onwaardige houding aanneemt tegenover de „uitgetrokken" werkloozen en wijst in dit verband er op, wat in tal van andere gemeenten b.v. Arnhem geschiedt. Ook te Breda moet in deze geholpen worden. Spr. ondersteunt de motie van zijn partijgenoot Haaiman. Er zijn hier gezinnen met een groot aantal kinderen, die al weken lang zonder inkomsten zijn. Er moet iets gebeuren. Steun van het Burgerlijk Armbestuur helpt niets, de hoogste uitkeering bedraagt 98 ct. per week. Er is hier voor de „uitgetrokkenen" niet het minste uitzicht op redding geen werkverschaffing, niets wordt er voor hen gedaan. De commissie voor de werkverschaffing vergadert zeer zelden. Spr. vreest dat de motie Haaiman om prae-advies in handen van Burgemeester en Wethouders zal worden ge steld. Hij zou willen vragen of het niet mogelijk is die menschen direct op een andere wijze dan door het Burger lijk Armbestuur te doen helpen. Men laat hen thans maar crepeeren van den hongerer is geen plaats te noemen waar zij zoo behandeld worden als hier. De Directeur van de Arbeidsbeurs is ook van meening, dat er iets moet gebeuren. Voorkomen dient te worden, dat het Burgerlijk Armbestuur deze menschen rnoet helpen, die nooit armlastig zijn geweest men kan hen toch niet tot paupers laten vervallen. Ten slotte wenscht spr. nog een vraag te richten tot Wethouder Moll, nl. hoe het zit met de uitkeering van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 441