444 2o SEPTEMBER 1921. Er is dus verschil in opvatting wie onder „uitgetrokkenen" moeten worden verstaan. De directeur der Arbeidsbeurs, met de uitvoering der steunregeling belast, heeft op eigen verant woording hierin geen beslissing mogen nemen. Spr. wil hier dan ook even opkomen tegen de onder de „uitgetrokkenen" heerschende meening, dat de Directeur door tegenwerken en ophouden de schuld ervan draagt, dat geen uitkeering plaats had. Deze praatjes berusten op laster de Directeur gaat in deze vrij uit. Zou de opvatting der organisaties juist zijn, dan waren er drie categorieën van „uitgetrokkenen" a. uitgetrokkenen van 1920; b. van 1921 en c. uitgetrokken uitgetrokkenen. De beide eerste vallen dan onder de be palingen der circulaire van t8 Juni, de laatstgenoemde „uit getrokkenen" komen wat hunne uitkeeringen betreft geheel voor rekening der gemeentekas. Zouden de onder b. ge noemde onder de regeling gebracht worden, dan zou voor hen minstens in dit jaar een bedrag van f 3000.noodig zijn, waarbij wordt opgemerkt dat de werkloosheid zich wel uitbreidt maar niet vermindert. Vervolgens zegt spr. van meening te zijn, dat deze zaak in 't algemeen moet worden bezien en niet van de zijde van één categorie. De commissie voor de werkverschaffing hoopt morgenavond in elk geval het een of ander voor de „uitgetrokken" arbeiders te doen, hetzij werkverschaffing of anderszins. Ten slotte stelt spr. voor, dit prae-advies aan te nemen en te besluiten om in 't algemeen iets voor de „uitgetrok kenen" te doen. De VOORZITTER geeft in overweging de motie van den heer Haaiman en de vragen van den heer Bogmans te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies. De heer HAALMAN acht zulks voor zijn motie niet noodig. Het prae-advies kan op z'n vlugst in de eerstko-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 444