20 SEPTEMBER 1921.
445
mende vergadering worden uitgebracht, de maatregelen tot
leniging van den nood der „uitgetrokkenen" worden tenge
volge daarvan verdaagd. Spr. wil nu een principieele uitspraak
van den Raad, Burgemeester en Wethouders weten dan hoe
te handelen.
De VOORZITTER meent, dat deze kwestie niet direct
behandeld kan worden den Raad staat de zaak niet vol
doende voor oogen, zooals het aantal werkloozen enz.
Burgemeester en Wethouders dienen eerst volledige voor
lichting te geven.
De heer MEIJVIS Daar zijn zij, die in nood verkeeren
niet mee geholpenKan het Burgerlijk Armbestuur dan
niet voorloopig helpen
De VOORZITTER zegt, dat men toch niet kan vergen,
dat door het College op alle vragen onmiddellijk antwoord
wordt gegevenBurgemeester en Wethouders hebben toch
maar niet de noodige adviezen in de zak! De motie-PIa a 1-
m a n geeft den werkloozen op 't oogenblik niets en de
vragen van den heer Bogmans doen het al evenmin.
Burgemeester en Wethouders zullen na onderzoek nadere
maatregelen overwegen.
De heer MOLL denkt, dat de „uitgetrokken" metaalbe
werkers e.a. den heer M e ij v i s wel even lief zullen zijn als
de „uitgetrokken" sigarenmakers. Spr. vindt het dan ook
beter te wachten op het treffen van een algemeene regeling.
Waarom zou men nu alleen de sigarenmakers helpen?
De heer KLUFT gelooft, dat het op den weg ligt van
den heer M e ij v i s als lid van de commissie voor de werk
verschaffing met andere voorstellen ter tafel te komen,
wanneer het steenen maken blijkt niet voor die menschen
geschikt te zijn. Anders moet spr. er den heer M e ij v i s
een verwijt van maken, dat deze niets voor de werkloozen