456
30 SEPTEMBER 1921.
van H. A. C. K 1 e p, die beroep heeft ingesteld tegen zijn
aanslag in den hoofdelijken omslag voor het dienstjaar 1919/
1920, waarbij diens' aanslag wordt gehandhaafd.
De VOORZITTER stelt voor, dit stuk voor kennisgeving
aan te nemen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
2. Adres van de afd. Breda van den Nederl. Bond van
koffiehuis-, restauranthouders en slijters, verzoekende afwij
zend te beschikken op een verzoek tot het uitvaardigen van
een tapverbod gedurende de aanstaande kermisweek.
De VOORZITTER deelt mede, dat een prae-advies van
Burgemeester en Wethouders over deze kwestie in vergevor
derden staat van voorbereiding verkeert en geeft in overwe
ging dit adres te voegen bij de overige stukken, welke op
deze zaak betrekking hebben.
Daartoe wordt besloten.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot toe
kenning van een crediet van f 75°°>ten behoeve van de
onthullingsplechtigheden van het ruiterstandbeeld van den
Koning-Stadhouder Willem III en om in verband daarmede
de begrooting van. het loopende dienstjaar te wijzigen, lui
dende als volgt
„Toen in 1903 het Hoofdcomité, dat zich in den lande
had gevormd, om de totstandkoming van een standbeeld
van Stadhouder Willem III te bevorderen, den Raad van
Breda had verzocht te berichten of een deel van het
Kasteelplein daartoe beschikbaar kon worden gesteld, werd
zeer spoedig door het gemeentebestuur aan bedoeld comité
medegedeeld, dat „met groote belangstelling en ware inge
nomenheid" van dat verzoek was kennis genomen en met
algemeene stemmen was besloten het gewenschte stuk gronds