460 30 SEPTEMBER 1921. Ik twijfel er niet aan of de Raad zal er prijs op stellen van U te mogen vernemen eenige cijfers, waaruit blijken kan hoe de gelden besteed zullen worden. Ook doet dit voorstel me in zoo verre vreemd aan, dat de Raad thans een hoog bedrag moet voteeren voor een feest, waarvoor de burgerij van Breda zich tot op dit oogenblik nog niet warm gemaakt heeft. In tegenstelling daarvan wijs ik op het feit, dat verleden jaar dezelfde Raad een eeuwenoud ingeburgerd Bredaasch feest, dat aan de gemeente geen cent kostte, integendeel aan den middenstand van Breda voordeelige dagen bracht, het Car- navalfeest, heeft afgeschaft. En in dit verband, Mijnheer de Voorzitter, kan ik u mededeelen dat ik dezer dagen van verschillende zijden brieven ontving, waarbij aangedrongen werd, dat ik tegen de subsidie zou stemmen, alleen uit protest voor het ontnemen van het Carnavalsfeest aan de Bredanaars. Al deze argumenten, Mijnheer de Voorzitter, zouden mij er toe nopen mijne stem aan het subsidie-voorstel te ont houden, ware het niet dat de gang van zaken van dien aard is, dat de Raad als het ware voor een fait accompli gesteld wordt. Een week vóór het feest valt er voor ons niets anders dan te kiezen of te deelen opdat Breda zich thans niet belachelijk make in de oogen van het land, zijn we verplicht de gevraagde subsidie te verleenen. Ik beschouw het voorstel als een financieelen strop aan de gemeente bezorgd nood gedwongen, contre-coeur, geef ik er mijne stem aan, doch alleen ter wille van het fatsoen voor Breda naar buiten. De VOORZITTER moet ten sterkste protesteeren tegen de uitdrukking „financieele strop", waar het hier geldt een geschenk van onschatbare waarde, dat Breda gaarne binnen haar veste heeft gewenscht en waarvoor wij dankbaar moeten zijn. Het nageslacht zal later van geluk spreken, dat Breda de eer is te beurt gevallen dit standbeeld te ontvangen. De heer HAALMAN wenscht twee vragen te stellen, nl. i°. spr. leest in de nota dat buiten het aangevraagde crediet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 460