4Ö2 30 SEPTEMBER 1921. eenige zuiver zakelijke opmerkingen maken. Hij zal zich daarbij onthouden van elke historische of politieke beschou wing en alleen de vraag behandelen of het geoorloofd is in dezen tijd een dergelijke belangrijke uitgaaf te doen. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders begint met te verwijzen naar een vroeger raadsbesluit, waarbij het gewenschte stuk grond voor de oprichting van het beeld werd bestemd. In dit verband brengt spr. in herinnering, dat zijn fractie zich op 13 Juli j.l. niet tegen het voorstel tot onttrekking van dien grond aan den openbaren dienst en de uitvoering van het fundeeringswerk voor het beeld heeft verzet, daar mede de consequenties van het vroegere raadsbesluit ten volle aanvaardende. Doch al aanvaarden spr. en zijn partij- genooten die consequenties, zij ontkennen toch, dat zulks tevens zou moeten leiden tot een aderlating van de ge meentekas van f 7500,Burgemeester en Wethouders zeggen nu wel het is een crediet, doch men kan wel op zijn vingers natellen, dat het wel heelemaal zal worden ver bruikt. Immers het is een publiek geheim, dat de feestcom missie aanvankelijk meende f 15000,noodig te hebben. De feestcommissie heeft er zich volgens spr. zeer gemak kelijk van afgemaakt. Het particulier initiatief had hier een taak te vervullen spr. is het op dat punt geheel met den heer H o r n i x eens. Wanneer in den Raad van de zijde van spr.'s fractie iets wordt gevraagd betreffende school- voeding en kleeding, zuigelingensterfte enz., dan wordt altijd op het particulier initiatief gewezen. Welnu hier was de ge legenheid dat initiatief tot zijn recht te doen komen, maar het heeft ons ditmaal hopeloos in den steek gelaten. Het feestcomité heeft geen collecte onder de burgerij willen houden, omdat het een fiasco vreesde. Het valt gemakkelijk te constateeren, dat het publiek zeer weinig gevoelt voor deze feestviering. Wel houdt iedereen op z'n tijd van een lolletje, vooral als het hem niets kost, doch de goê-gemeente geeft er zich geen rekenschap van waarom het gaat. Daarom zullen de menschen bij de onthulling van dit standbeeld wel weer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 462