49
30 SEPTEMBER 1921.
De heer COHEN vraagt of de voorbeelden in het adres
genoemd inderdaad juist zijn.
De VOORZITTER zegt, dat een of ander misschien voor
gekomen kan zijn.
De heer COHEN haalt enkele van die voorbeelden aan
o.a. dat iemand verlof geweigerd werd om zijn zieke moeder
te bezoeken en vindt, wanneer men zoo aan handen en
voeten gebonden is, een vergoeding van f 5,niet te veel.
Spr. vraagt ten slotte naar de redenen, welke tot inhouding
van het verlof hebben geleid.
De VOORZITTER zal niet in herhaling treden. Spr. heeft
reeds gezegd, dat er zich omstandigheden kunnen voordoen,
waarbij men de beschikking over het politie-personeel noodig
heeft, b.v. bij de a.s. onthullingsfeesten van het ruiterstand
beeld van Stadhouder Willem IIIdie omstandigheden
zijn echter niet altijd te voorspellen.
De heer HAALMAN heeft den indruk gekregen, dat het
de bedoeling van het politie-personeel geweest is om door
middel van dit adres deze aangelegenheid hier ter sprake te
brengenin zoover lijkt spr. het verzoek om toekenning
eener vergoeding niet ernstig bedoeld te zijn. Zeer terecht
heeft de Voorzitter dan ook opgemerkt, dat zulks in
heel Nederland niet gebeurt, iemands vrijheid is nu eenmaal
niet met geld te betalen! Maar ook komt het waarschijnlijk
in heel Nederland niet voor, dat de politie-agenten hun ver
lof niet ten volle kunnen genieten. Bij het politie-personeel
heeft die vrijheidsbeperking blijkbaar den indruk gewekt, dat
het plagerij was en om daarop de aandacht te vestigen heelt
men dit adres tot den Raad gerichtzoo althans is spr.'s
opvatting over deze zaak. Ten slotte zegt spr. met genoegen
van den Burgemeester te hebben vernomen, dat deze de
bepaling omtrent het verlof loyaal wenscht te handhaven en
spreekt de hoop uit, dat de agenten voortaan in het volle
genot van hun verlof zullen worden gelaten.