I 22 OCTOBER 1921. 515 waarom niet tot aankoop of onteigening van de perceelen wordt overgegaan, wijl alle perceelen in hun geheel door het bouwverbod worden getroffen. Nu schrijft de Woningwet wel imperatief voor, dat, wan neer het bouwverbod betrekking heeft op meer dan één derde van den grond, aan een en denzelfden eigenaar toebehoo- rende, hetgeen hier het geval is, de redenen moeten worden medegedeeld, waarom niet tot aankoop of onteigening wordt overgegaan, doch wanneer zoodanige redenen niet aanwezig zijn en de gemeente wel bereid is om tot aankoop of onteigening over te gaan, kan er van eene mededeeling in het besluit, als hiervoor bedoeld, geen sprake zijn. Het ligt geenszins in onze bedoeling den aankoop of, zoo dit mocht noodig blijken, de onteigening van de perceelen, waarop het bouwverbod gevestigd wordt, achterwege te laten. Dit blijkt ook uit het slot van ons voorstel van 23 September 1919, waarbij wij U het bouwverbod ter defini tieve vaststelling aanboden. Het hierbedoelde complex van gebouwen is bestemd om. in de naaste toekomst te verdwijnen zoodat het noodzakelijk is, dat de gemeente zich den eigendom ervan verzekert. Wij hebben de eer U derhalve in overweging te geven de considerans van het besluit te wijzigen, zooals hiervoor is aangegeven en Gedeputeerde Staten verder te onderrich ten, dat de gemeente te zijner tijd bereid is de noodige stappen te doen ter verkrijging van den eigendom, zoodra de vereischte goedkeuring op het besluit is verkregen Zonder bedenkingen wordt het ontwerp-antwoord van Burgemeester en Wethouders goedgekeurd. 14. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om met ingang van 1 Januari a.s. toe te treden als lid van de Ver- eeniging „Het Nederl. Wegencongres" tegen een jaarlijksche contributie van f 25, Niemand der leden eenige bedenking hebbende, wordt daartoe besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 515