22 OCTOBER 1921.
15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot toe
kenning eener subsidie over 1920 aan de Vereeniging tot
bescherming van zuigelingen voor Breda e.o., luidende als
volgt
„In Uwe vergadering van 18 October 1919 werd besloten
aan de beide alhier ter stede gevestigde vereenigingen tot
bescherming van zuigelingen, als beschikking op haar adres
om toekenning van subsidie, mede te deelen, dat zij, be
houdens goedkeuring door Gedeputeerde Staten, over 1919
en volgende jaren zouden kunnen rekenen op een subsidie
uit de gemeentekas, ten bedrage van 50% van hetgeen door
particulieren in het betrokken boekjaar aan de vereeniging
is bijgedragen, doch in geen geval hooger dan noodig is
om een eventueel nadeelig slot over dat jaar te dekken en
onder uitdrukkelijke voorwaarde, dat de bepalingen van art.
14 der Armenwet worden nageleefd.
Uit de bij ons ingekomen rekening over 1920 van de
vereeniging tot bescherming van zuigelingen voor Breda en
omstreken blijkt, dat het boekjaar een tekort heeft opge
leverd van f 476,63, terwijl de verschillende bijdragen van
particulieren hebben bedragen f 2271,34.
Volgens evengenoemd Raadsbesluit zou de vereeniging
dus in aanmerking komen voor eene bijdrage van 5o9/0 van
de particuliere giften, doch in geen geval meer dan noodig
is om het nadeelig slot te dekken.
In verband met bedoeld Raadsbesluit hebben wij de eer
U derhalve in overweging te geven aan gemelde vereeniging
over het jaar 1920 een subsidie toe te kennen ten bedrage
van f 476,63.
Een daartoe strekkend ontwerp-besluit gaat ter vaststelling
hierbij."
De VOORZITTER merkt op, dat dit één van de beide
vereenigingen is, waaraan indertijd een jaarlijksch subsidie
is toegezegd; met de andere vereeniging wordt nog overleg
gepleegd, zoodat een voorstel daaromtrent nog nader is te