22 OCTOBER 1921. 521 in salaris is een natuurlijk gevolg van de vermindering van arbeid. Op grond van een en ander hebben wij de eer U voor te stellen de hierbijgevoegde verordening te wijzigen en op nieuw vast te stellen, zooals met rooden inkt daarin is aan gegeven. Tot toelichting hiervan moge nog het volgende dienen. Volgens het voorgestelde artikel 3 zullen alleen de sala rissen der leeraren, die in het bezit zijn eener akte M. O. eenige verhooging ondergaan, hetgeen voor de geheele school eene vermeerdering tengevolge heeft van f 380,waarin het Rijk 50 °/0 bijdraagt. Voor de twee wekelijksche lesuren, welke thans door den heer Boost boven het normaal getal worden gegeven, zal eene nieuwe leerkracht moeten worden aangesteld, terwijl het enkele lesuur, dat door den heer van der Linden boven het door den Minister toegestane aantal wordt gegeven, zal worden opgedragen aan een der andere leeraren, reeds aan de school verbonden. Het salaris van den directeur wordt volgens de nieuwe regeling f 1590,terwijl dat vroeger f 1925,bedroeg, alzoo eene vermindering van f 335. Overwogen zal worden, of er alsnog een middel te vinden is, waardoor de directeur, bij gelijke dienstpraestaties, zoo weinig mogelijk in salaris zal achteruitgaan. De afwijking, indertijd voor den leeraar G 1 e r u m toegestaan, dient be houden te blijven, opdat hij niet in salaris zou achteruitgaan. Het tegenwoordige artikel 9 behoort te vervallen. De inwerkingtreding der verordening behoort, volgens het verlangen van den Minister, te worden bepaald op 1 Januari 1920. Ten aanzien van den directeur en de leeraren Boost en Va n der Linden zal evenwel eene uitzondering moeten worden gemaakt en dient te worden bepaald, dat voor hen de verordening eerst op 1 September 1921 in werking treedt, om te voorkomen, dat de diensten, welke zij tot dien datum werkelijk hebben verleend, onvergolden zouden blijven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 521