m
22 OCTOBER 1921.
531
De heer CERUTTI refereert zich geheel aan het betoog
van den heer Haaiman. Naar aanleiding van het plan
van den heer H o r n i x in zake een waterstofgasinstallatie
en het gesprokene door den heer Kluft, die er op ge
wezen heeft hoe moeilijk het voor de raadsleden is om toe
gang tot de Gasfabriek te verkrijgen, vraagt spr. of het niet
mogelijk is bij de behandeling van dergelijke voorstellen als
het onderhavige den Raad in pleno te doen voorlichten door
een deskundige als den directeur. Spr. is ervan overtuigd,
dat dan een heeleboel bezwaren zouden worden weggenomen.
De heer KLUFT zou nog iets verder willen gaan en vra
gen of de leden, die tegen dit voorstel zijn alsnog in de
gelegenheid gesteld kunnen worden de Gasfabriek te bezich
tigen spr. is er zeker van, dat, als zij den toestand ter
plaatse konden gaan bezien, zij dan terdege van de nood
zakelijkheid van den ombouw overtuigd zouden worden.
De heer LIJDSMAN had zeer zeker verwacht, dat over een
zoo belangrijk voorstel als het onderhavige veel gesproken
zou worden. Het denkbeeld van den heer C e r u 11 i in zake
deskundige voorlichting had spr. juist willen voorstellen. Er
zijn al sedert jaren plannen gemaakt voor den bouw van een
nieuwe fabriek, doch om financieele redenen moest daarvan
worden afgezien. Het is echter thans een onmogelijkheid
om dien verouderden toestand langer te behouden. Men
moet zich zóó behelpen, dat het bepaald een noodzakelijkheid
is zoo spoedig mogelijk tot ombouw over te gaan, men zal
dan ook veel economischer kunnen werken. Spr. heeft nog
deze week een vergadering met gasdirecteuren te 's-Hage
bijgewoond en zegt jaloersch te worden als hij hoort hoe op
andere fabrieken wordt gewerkt. De werkplaatsen zijn hier
ondoelmatig, de kolenloodsen eveneens men moet er zich
over verwonderen hoe op dergelijke plaatsen nog behoorlijk
kan worden gewerkt. Wat de dienstreis betreft, die zal zoo
veel mogelijk beperkt worden. De commissieleden zijn wel
geen deskundigen, maar zij zullen er toch altijd wat van