22 OCTOBER 1921. 539
„dat een gemeentelijke verordening voor bepaalde dagen
„een tapverbod vaststelt. Art. 135 der gemeentewet, waarnaar
„de aanhef uitdrukkelijk verwijst, laat hiervoor ruimte.
„Een dergelijk tapverbod mag echter in zijn strekking
„niet verder gaan dan het sluitingsgebod, bedoeld in art. 7,
„4e lid der drankwet. Nu houdt laatstbedoelde bepaling voor
„het uitvaardigen van een sluitingsgebod de beperking in,
„dat alleen zulke dagen daarvoor in aanmerking komen,
„waarop wegens bijzondere omstandigheden misbruik van
„sterken drank is te vreezen.
„Daarbij is blijkens de toelichting hoofdzakelijk gedacht
„aan lotingsdagen voor de nationale militie of bijzondere
„nationale feestdagen. De Zondag valt hier echter zonder
„meer niet onder. In ieder geval zullen bijzondere omstan
digheden moeten worden aangevoerd om een sluitingsgebod
„op bedoelden dag te wettigen. Zulks klemt nog te meer,
„waar in sommige der onderhavige verordeningen het tap
verbod is verscherpt door een beperkende bepaling ten
„aanzien van het slijten van sterken drank.
„Wat het tweede punt aangaat, de hierbedoelde bepaling
„is m.i. zonder meer in strijd met de wet te achten. Uit-
„gaande van mijn boven uiteengezette opvatting, dat een
„tapverbod in zijne strekking niet verder mag gaan dan een
„sluitingsgebod, is in de gemaakte bepaling ongetwijfeld te
„zien eene ongeoorloofde delegatie van macht.
„Op grond van de hier aan den Burgemeester gegeven be
voegdheid kan deze feitelijk voor onbepaalden tijd het tappen
„van sterken drank verbieden".
Uit het vorenstaande blijkt o.i. voldoende, dat het uit.
vaardigen van een tapverbod, c.q. sluitingsgebod, wil men
daaraan de noodige rechtskracht kunnen toekennen, niet
zoo eenvoudig is en zeker niet voor alle gevallen geoorloofd.
Wat hiervoor tegen het stellen van een tapverbod of slui
tingsgebod gedurende den Zondag of een gedeelte van dien
dag is aangevoerd, geldt naar onze meening ook voor een
gedeelte van den Zaterdag.