54°
22 OCTOBER 1921.
Als wekelijks terugkeerende dag, waarop de inwoners,
meer dan vroeger het geval was, eenige verpoozing of ont
spanning trachten te vinden in het bezoek van koffiehuizen,
is daarin op zichzelf geen afdoend motief gelegen, om tot
het stellen van een tapverbod te kunnen overgaan. Men zou
dit verbod dan evengoed moeten toepassen op de Zondagen,
Nieuwjaarsdag, de beide Paasch-, Pinkster- en Kerstdagen, de
dagen, waarop bijzondere wedstrijden, festivals of dergelijke
gehouden worden, enz.
Het Koninklijk besluit tot vernietiging van de verordening
der gemeente Sprang overweegt dan ook terecht, dat er om
standigheden moeten kunnen worden aangevoerd, die, onaf
hankelijk van het karakter van den dag als zoodanig, de
vrees voor verhoogd drankmisbruik wettigen.
Wat nu aangaat het uitvaardigen van een sluitingsgebod
of tapverbod gedurende de kermisweek moeten wij het vol
gende doen opmerken.
Een shiitingsgebod, zooals art. 7, Is. lid, sub. 4". der drank
wet aangeeft, kan volgens de bewoordingen van dit artikel
alleen worden uitgevaardigd voor vergunningslokaliteiten,
welke voor het publiek toegankelijk zijn.
Deze inrichtingen zullen dan op bepaaldelijk aangewezen
dagen of gedeelten van dagen geheel moeten worden ge
sloten, zoodat daarin geen bezoekers mogen worden toege
laten.
Een zoodanig sluitingsgebod, kan niet worden toegepast
op societehen, logementen en evenmin op bierhuizen en
dergelijke inrichtingen, waar uitsluitend alcoholhoudende an
dere dan sterken drank en alcoholvrije drank wordt verkocht.
Stellig zal het wel nimmer de bedoeling van den raad zijn,
om gedurende de kermisweek of op andere dagen eene der
gelijke verbodsbepaling uit te vaardigen, waardoor alleen de
vergunninghouders in hun geheele bedrijf worden getroffen,
terwijl andere drankverkoopers vrij uitgaan.
Iets anders is het met een tapverbod. Daardoor beoogt
men het verkoopen en toedienen van sterken drank op be-