22 OCTOBER 1921.
543
elders met een tapverbod weinig wordt bereikt, terwijl het
ook uit een moreel oogpunt niet aanbevelenswaardig blijkt,
daar het praktijken in de hand werkt, die niet wenschelijk
zijn. Spr. wijst in dit verband op Amerika, waar o.a. het
hoofd der politie te Chicago gewezen heeft op de corruptie
en den smokkelhandel van gedistilleerd. Uit een en ander
blijkt, dat zoowel uit een materieel als uit een moreel oog
punt de invoering van een tapverbod niet steeds aanbeveling
verdient. Voor Breda met zijn bijzondere ligging afgezien
nog van den juridischen kant van de kwestie verwacht
spr. geen enkel resultaat van een zoodanig verbod. Overigens
moge naar de uitvoerige nota van Burgemeester en Wet
houders worden verwezen.
Ook de heer MEIJVIS kan zich met het prae-advies ver
eenigen. Spr. constateert, dat het drankmisbruik op Zaterdag
middag in den laatsten tijd verminderd is.
De VOORZITTER zegt niet te weten, waar de heer
M e ij v i s zijn statistieken vandaan haalt, doch spr. kan
diens conclusie niet onderschrijven de politiestaten wijzen
wel anders uit.
De heer MEIJVIS bedoelt in de allerlaatste maanden, niet
verleden jaar.
De heer SCHRAUWEN voelt wat voor een sluiting der
drankgelegenheden op Zaterdagmiddag gedurende enkele
uren, b.v. van 12 tot 4, zoodat de arbeiders verplicht zijn
eerst naar huis te gaan.
De heer MARTENS kan zich eveneens vereenigen met
het prae-advies. Volgens spr. is het eenigste middel om het
drankmisbruik tegen te gaan het loon uit te betalen op
Vrijdagavond.
De VOORZITTER zegt naar aanleiding van de opmerking
van den heer Schrauwen, dat men toch niet alle arbei-