54» 22 OCTOBER 1921. De heer MARTENS zegt het volgende Op vraag antwoorden Burgemeester en Wethouders, dat de betrokken werklieden tijd genoeg krijgen om ander werk te zoeken. Mijnheer de Voorzitter, indien de menschen dit besluit eerder geweten hadden, was zulks al lang gebeurd, doch zij hebben steeds op een vaste aanstelling gerekend, wat hun dan ook door vroegere superieuren beloofd is. Men kan zich de teleurstelling van deze menschen voor stellen om nog niet te spreken over de verschillende emo lumenten, die zij al die jaren gemist hebben Wethouder L ij d s m a n wees er bij de bespreking van het voorstel tot ombouw van de Gasfabriek op, dat hij niet kon begrijpen, hoe de menschen het in zoo'n toestand als aan de Gasfabriek heerscht, zoolang hebben uitgehouden, een bewijs dat zij dan ook een gedeelte van hun levenskracht daar zullen laten. Vervolgens antwoorden Burgemeester en Wethouders op vraag 6, dat in overweging kan genomen worden om deze arbeiders in andere takken van dienst te werk te stellen. Mijnheer de Voorzitter, wij krijgen waarschijnlijk uitbreiding van onze gemeente, wat meebrengt uitbreiding van personeel, met het oog daarop konden deze menschen in gemeente dienst blijven. Bovendien, mijnheer de Voorzitter, wil ik dit nog even naar voren brengen Wanneer er eventueele vacatures zijn aan gemeente-inrich tingen om dan de voorkeur te geven aan deze losse werklieden, zoodat Burgemeester en Wethouders altijd nog kunnen oor- deelen over hunne geschiktheid. De heer CLEMENT vindt, dat het antwoord op vraag 2 bevestigend kon luiden. Wat vraag 3 betreft verwacht spr., dat de Raad zijne meening wel zal deelen. Naar aanleiding van het antwoord op vraag 4 vraagt spr. of aan de betrokken werklieden geen andere vergoeding kan worden toegekend.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 548