22 OCTOBER 1921. 549 De heer HAALMAN verzoekt voortaan een afschrift van de vragen, welke door raadsleden worden gesteld met het antwoord van Burgemeester en Wethouders, aan de leden toe te zenden. Voorts is spr. van meening, dat de heer Clement zijn vragen niet geheel juist heeft gesteld, waar door deze Burgemeester en Wethouders het beantwoorden wel wat gemakkelijk heeft gemaakt. Spr. heeft in de verga dering van de Gascommissie persoonlijk kennisgenomen van de kwestie omtrent art. 53 W. R. Door den heer L ij d s- man is er toen op gewezen, dat de gemeente bij'uitvoering van dat artikel voor groote moeilijkheden zou komen te staan. Zij zou n.l. na den ombouw van de Gasfabriek met een te veel aan werklieden komen te zitten. Spr. heeft die moeilijk heid ingezien noch het College, noch de Raad hebben bij de vaststelling van het W. R. daaraan gedacht. Doch art. 53 bestaat nu eenmaal en dan volgt hieruit, dat die losse werk lieden moreel het recht hebben vast aangesteld te worden. Als spr. zich echter afvraagt, wat in deze zijn plicht als raadslid is, moet het antwoord luiden, dat het algemeen be lang vóór dat der betrokken werklieden moet gaan en hij er dus niet toe mag medewerken de gemeente een dergelijken last op den hals te schuiven, desniettemin moeten die werk lieden loyaal en royaal worden behandeld. De beantwoording van Burgemeester en Wethouders had dus moeten luiden de belangen van de gemeente verzetten zich tegen uitvoering van art. 53 W. R., hoewel dezen menschen moreel het recht toekomt op den dag van het inwerkingtreden van het W. R. vast aangesteld te worden. De eenige oplossing volgens spr. is dan ook, dat de gemeente het moreel recht erkent, -roen moet niet uit het oog verliezen dat het hier werklieden betreft, die nooit hebben kunnen denken, dat het artikel in kwestie niet op hen van toepassing zou zijn. Nu kan men hen wel gaan ontslaan en onmiddellijk weer in tijdelijken dienst nemen, doch spr is van meening, dat de gemeente zich niet op dat standpunt mag plaatsen. Volgens spr. moet men met die menschen praten en hun mededeelen, dat de gemeente

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 549