22 OCTOBER 1921. hun moreel recht op een vaste aanstelling erkent, doch dat hare belangen zich daartegen verzetten. Voorts zal er een zekere regeling moeten worden getroffen b v. een soort wacht geldregeling, waarbij als factoren zullen gelden het aantal jaren in lossen dienst der gemeente doorgebracht en de leeftijd der werklieden. Als spr. de toezegging van het Col lege kan erlangen, dat op die wijze voor deze menschen iets zal worden gedaan, dan zal hij daarmede genoegen nemen. De heer KLUFT kan zich met veel van hetgeen door den heer Haaiman gezegd is vereenigen. Er is hier sprake van menschen, waarbij er vele zijn van 35 jaar en ouder, die niet meer in de gelegenheid zijn om naar een andere betrek king om te zien. De gemeente draagt daaraan wel eenigszins schuld, doordat zij de tijdelijke aanstelling van die werklieden steeds heeft gecontinueerd, hun toezegging heeft gedaan omtrent vaste aanstelling en hen verder op sleeptouw heeft gehouden. Wij moeten er derhalve voor zorgen, dat die menschen geen armoede lijden. Spr. sluit zich te dien opzichte geheel aan bij den heer Haaiman en vindt dat zij, die toch reeds jaren lang bij vastaangestelden ten achter hebben gestaan, in dit geval schadeloos dienen te worden gesteld. De VOORZITTER zegt, dat de toestand deze is: het be treft losse werklieden, aangenomen per uur. Het is hun voordeel geweest, dat zij voortdurend aan de Gasfabriek werkzaam zijn kunnen blijven. Wie hun echter een toezeg ging heeft gedaan omtrent vaste aanstellingspr. zou dat gaarne willen weten. Er zijn menschen bij, die op 40-jarigen leeftijd en ouder zijn aangenomen zij weten dus zelf zeer goed, dat zij niet vast aangesteld konden worden. Van be nadeeling is geen sprake de gemeente heeft hen niet aan het lijntje gehouden, integendeel hebben zij het voordeel gehad voortdurend werkzaam te kunnen blijven, alleen niet op een vaste aanstelling. Wij zouden een grove fout hebben begaan, indien art. 53 over 't hoofd ware gezien, doch het gaat niet aan, de gemeente eensklaps met 49 vaste werklieden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 550