22 OCTOBER 1921. 559 De VOORZITTER geeft in overweging, al deze stukken ter fine van onderzoek en rapport te stellen in handen eener commissie van drie leden. Hiertoe besloten zijnde en op verlangen van den Raad, dat de Voorzitter deze commissieleden zal aanwijzen, worden door hem als zoodanig be noemd de heeren Hornix, Loomans en Haaiman. 30. De VOORZITTER verzoekt namens Burgemeester en Wethouders machtiging om de voorbereidende maatre gelen te mogen nemen tot oproeping van een veearts aan het hoofd van den op te richten vleeschkeuringsdienst alhier. De heer KLUFT veronderstelt, dat deze veearts toch zeker bestemd is voor alle werkzaamheden op dat gebied aan de gemeente, b.v. de geneeskundige behandeling van de paarden van den Reinigingsdienst. De VOORZITTER zegt, dat zal worden nagegaan in hoe verre een en ander valt te combineeren. De heer KLUFT raadt zulks zeer zeker aan. De rekening van de geneeskundige behandeling van de paarden der ge meente is niet onbelangrijk. De VOORZITTER merkt op, dat aan den Warenkeurings- dienst ook nog een veearts verbonden is. Alsnu wordt besloten aan Burgemeester en Wet houders machtiging te verleenen tot het oproepen van een keuringsveearts, hoofd van den op te richten vleeschkeuringsdienst „Breda". 31. Schriftelijke vragen van het raadslid, den heer Co- hen, aan den Burgemeester betreffende de politie, luidende als volgt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 559