5/6 4 NOVEMBER 1921. een weet, dat het nageslacht nog jarenlang met zware lasten zou moeten tobben, dan gelooft spr. wel, dat de burgerij zal inzien, dat het beter is de tegenwoordige fabriek nog te ge bruiken. Het doet den heer HORN1X, die den vorigen keer geaar zeld heeft zijn stem ten gunste van dit voorstel uit te bren gen, genoegen thans, na de bezichtiging van de Gasfabriek en den uitleg van den Directeur, te kunnen verklaren, dat hij gaarne zijn stem daaraan zal geven. Spr. erkent, dat het systeem verouderd en de toestand onhoudbaar geworden is. Alleen op één punt kan spr. niet met het voorstel accoord gaan hij is n.l. van meening, dat het bezoek van de Gas- commissie aan andere gasfabrieken weinig effect zal kunnen sorteeren. Ook de Directeur acht dergelijke dienstreizen al leen voor deskundigen vruchtbaar. Spr. geeft derhalve in overweging dit gedeelte van het voorstel uit een oogpunt van bezuiniging te laten vervallen. De heer KORTEVVEG is van meening, dat de slechte toestand, waarin de wasch- en schaftlokalen verkeeren, te wijten is aan verwaarloozing van vorige directies. Het terrein der fabriek heeft spr. altijd te klein geleken. De kolen liggen daar in de buitenlucht opgestapeld, waar door zij minderwaardig worden en gasverlies ontstaatdeze toestand zal ook na den ombouw dezelfde blijven. Vervolgens vraagt spr. of de Gasfabriek voldoende capaciteit zal blijken te bezitten voor een Groot-Breda. Hij acht dan de juiste plaats voor de Gasfabriek den Belcrumpolder, waar tevens spoor-aansluiting verkregen kan worden. Nu worden de kosten van een nieuwe fabriek op 2 millioen geraamdmen moet dat echter maar gelooven, omdat de Directeur het heeft gezegd. Spr. zou willen voorstellen aan een technisch bureau op te dragen een onderzoek in te stellen naar de kosten van een nieuwe gasfabriek en eerst daarna een be sluit te nemen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 576