4 NOVEMBER 1921.
De VOORZITTER zegt, dat het College gaarne aan dit
verzoek zou willen voldoen, doch er zijn nog zoovele stukken
af te doen, dat spr. geen definitieve toezegging op dit punt
kan geven.
2. Mevrouw NEVE-RE1NTJES wijst er op, dat de laatste
dagen zes gezinnen uit hun woningen zijn gezet. De toestand,
waarin die menschen verkeeren is allertreurigst, zij staan
gewoonweg op straatdaarin moet toch worden voorzien.
Dezen zomer verluidde het reeds, dat er noodwoningen aan
de Sluisstraat zouden komen, doch tot op heden is daar
nog niets van te bl^peuren.
De VOORZITTER zegt, dat aan het woningnood-vraag
stuk door het College alle aandacht wordt geschonken.
De heer KORTEWEG meent, dat het aanbeveling verdient
op het punt, dat mevrouw N e v e heeft aangeroerd, dieper
in te gaan en vraagt derhalve waar die menschen toch
moeten blijven.
De VOORZITTER erkent, dat de toestand onhoudbaar
is, doch het is Burgemeester en Wethouders onmogelijk om
in alles te voorzien.
De heer KLUFT vraagt of die menschen niet zijn onder
te brengen in het gebouw van het voormalig Levensmidde-
lenbedrijf aan den Beijerd.
De VOORZITTER antwoordt, dat bedoeld gebouw thans
in gebruik is bij het Trambedrijf en het Handelsregister.
Wat het terrein aan de Sluisstraat betreft, wij hebben dat
van den vorigen Minister van Oorlog niet kunnen krijgen,
doch zijn nu te dien aanzien weder in onderhandeling ge
treden met diens opvolger.
De heer MEIJVIS vestigt eveneens de aandacht op het
onhoudbare van den tegenwoordigen noodtoestand.