9 DECEMBER 1921. 597 bij de onthulling van het ruiterstandbeeld van Stadhouder Willem III gevoteerd zijn. Ook werd daar de heer F e b e r gehuldigd als een bezuinigingsman. Zulks heeft spr. bevreemd, daar deze heer zich in den Raad heeft doen kennen als een voorstander van de uitgaven voor den ombouw van de Gas fabriek en de onthullingsfeesten. Spr. had het derhalve voor de leden van den Raad prettiger gevonden, indien de heer F e b e r op die vergadering had uiteengezet waarom hij des tijds vóór die uitgaven heeft gestemd en tevens dat niet op klakkelooze wijze tot den ombouw is besloten, terwijl zulks bovendien geen luxe kan worden genoemd. Het spijt spr., dat de heer Feb er dat niet heeft gedaan. De VOORZITTER meent, dat het onjuist is de kwestie van het beleid van een der wethouders hierbij ter sprake te brengenspr. acht het beter deze aangelegenheid bij de begrooting te behandelen en daarop thans niet verder in te gaan. Wat het verzoek betreft, stelt spr. voor, dit voor ken nisgeving aan te nemen er kan te zijner tijd rekening mede worden gehouden. Dienovereenkomstig wordt besloten. 10. Adres van het Hoofdbestuur der Algemeene R. K. Ambtenaarsvereeniging, verzoekende spoedig over te gaan tot nvoering van het „georganiseerd overleg" voor ambtenaren. 11. Adres van de Vereeniging „Gods Koninkrijk kome", verzoekende de benoodigde gelden beschikbaar te stellen voor de uitbreiding van de bijzondere school aan de Nieuw- straat. 12. Adres van het Genootschap tot Opvoeding, verzoe kende de noodzakelijkheid te willen uitspreken tot oprichting eener school ingevolge de Nijverheidsonderwijswet. 13. Adres van N. Gerritzen, eervol ontslagen con cierge aan de Ambachtsschool, verzoekende toekenning van een aanvullingspensioen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 597