5
27 JANUARI 1921.
De VOORZITTER opent de vergadering en houdt de
volgende rede
De eerste vergadering van Uwen Raad in 1921 biedt mij
de gelegenheid U toe te wenschen hetgeen heilzaam is voor
U en de Uwen.
Het jaar brenge U de bevrediging van rechtmatige ver
langens, verlangens welke verder reiken dan Uw huiselijken
kring en vooral ook de gemeente betreffen, waarvan gij de
belangen als vertegenwoordigers der burgerij met vernieuwden
ijver zult willen dienen.
Op dien ijver doe ik gaarne opnieuw een beroep, waar
het een tijdstip geldt, dat voor eene gemeente als deze,
wel zijn zeer bijzondere eischen heeft. Te lang hebben de
oorlogstoestand en de omstandigheden, welke daarvan een
gevolg waren, moeten terughouden van tal van maatregelen,
voor de gemeente Breda van uitnemend gewicht. Doordien
urgente zaken den voorrang moesten hebben, kon aan an
dere dikwijls niet die spoedige behandeling worden verzekerd,
waarvoor zij overigens in aanmerking kwamen.
Veel zorg eischten, om enkele onderwerpen te noemen,
het woningvraagstuk, de regeling der financiën, de loon
regelingen, de totstandkoming van het werkliedenreglement,
de ontwikkeling van de bedrijven, waarbij met name de
uitbreiding van het electriciteitsbedrijf moet worden genoemd
en de organisatie van het trambedrijf niet mag worden
vergeten.
Verschillende zaken, in het bijzonder voor zoover zij met
de beschikking over terreinen verband hielden, konden nog
niet dien voortgang hebben, welken wij wenschten. Ook is
het bekend, dat wij, om met Vondel te spreken, ons eeniger-
mate gevoelen als in „een benauwde veste", waardoor eene
doeltreffende ontplooiing van werkzaamheid op verschillend
gebied wordt belemmerd.
Zal 1921 ook daarin wellicht oplossing brengen, daarnaast
zullen tal van zaken onze aandacht vragen de invoering