9 DECEMBER 1921. 607 De heer HAALMAN heeft zich ook plaatselijk op de hoogte gesteld en meent, dat er geen bezwaar bestaat tegen het verleenen van de ontheffing. De maatregelen tegen brand gevaar zijn echter niet afdoende getroffen daaromtrent kun nen Burgemeester en Wethouders evenwel nadere bepalingen stellen. Het spijt spr. te moeten ontkennen, dat de drukkerij van het Dagblad door de uitvoering van dit plan iri een ongunstigen toestand zou geraken, daar die drukkerij aan de zijde van het betrokken pand een blinde muur heeft en haar licht van boven krijgt. De heer KORTEWEG is het niet met den heer L ij d s- m a n eens, dat, wanneer men dit verzoek inwilligt, art 14 der bouwverordening wel geschrapt kan worden men moet z.i. elk geval op zich zelf beschouwen. Spr. stelt voor, de gevraagde ontheffing- toe te staan. De VOORZITTER wijst er op, dat de Gezondheidscom missie afwijzend heeft geadviseerd en evenzoo de directeur van Openbare Werken. Spr. is van meening, dat er zeer ernstige redenen aanwezig moeten zijn om van een deskundig advies af te wijken, en maant derhalve tot voorzichtigheid aan. De heer KORTEWEG geeft in overweging adressanten mede te deelen, dat de ontheffing doorgaat, mits 1 M. smaller wordt gebouwd dan op de situatie-teekening is aan gegeven, waardoor "een brandgang wordt geprojecteerd. De heer FEBER wil er gaarne toe medewerken deze menschen te helpen, doch acht den weg, welken de heer Korteweg aangeeft, niet de juiste. Spr. vindt het beter dit plan af te wijzen en adressanten in de gelegenheid te stellen met een nieuw plan te komen. De heer HAALMAN zegt, dat de Raad het bouwplan niet heeft te beoordeelen. Het gaat er alleen maar om of ontheffing van art. 14 zal worden verleend, hetgeen volgens

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 607