u
9 DECEMBER 1921. 609
De heer HAALMAN vraagt, wat de bedoeling is van de
laatste zinsnede van dit voorstelzal na 1 Januari 1922 niet
meer worden medegewerkt met d e *of een regeling van
den Minister betreffende steunverleening aan „uitgetrokken"
werknemers
De heer MOLL verklaart, dat het in de bedoeling ligt
deze regeling voor „uitgetrokken" sigarenmakers na t Januari
a.s. niet meer voort te zetten. Of niet meer zal worden
medegewerkt aan een andere steunregeling voor „uitgetrok
ken" werknemers ligt daarin echter niet opgesloten. De
Minister heeft reeds een nieuwe regeling in het uitzicht gesteld.
De heer HAALMAN zegt genoegen te kunnen nemen met
de verklaring van den heer Moll.
De heer MEIJVIS constateert, dat dus niet meer mede
gewerkt zal worden aan een steunregeling voor „uitgetrok
ken" sigarenmakers. Spr. kan zich daarmede niet vereenigen.
Juist de sigarenmakers worden het zwaarst door werkloosheid
getroffen de Minister plaatst hen dan ook n°. 1 op de lijst
der crisiswerkloozen.
De heer MOLL zegt, dat deze kwestie in de commissie
voor de werkloosheidsverzekering is besproken. Vele werk-
loozenkassen gaan weer uitkeeren aan de „uitgetrokkenen".
Of voor de werkloozen nog iets moet worden gedaan-zal
opnieuw onder de oogen worden gezien, wanneer de nieuwe
ministerieele regeling afkomtvermoedelijk zal in den geest
van een wachtgeldregeling gehandeld worden.
De heer MEIJVIS begrijpt niet, waarom dan deze slotzin-
snede in het voorstel is opgenomen.
De VOORZITTER is van meening, dat wij ons voor het
oogenblik alleen hebben te bepalen tot waar het om gaat,
n.l. dat met de huidige steunregeling na 1 Januari a.s. niet
zal worden doorgegaan. Overigens kunnen wij niet vooruit-
loopen op een regeling, welke wij -nog niet hebben bekeken.