9 DECEMBER 1921.
615
31. Schrijven van het Burgerlijk Armbestuur alhier,
daarbij ter goedkeuring aanbiedende de rekening en verant
woording dier administratie over het dienstjaar (920, ver
gezeld van de daarbij behoorende bewijsstukken.
De VOORZITTER stelt voor, deze rekening met bijlagen
tot onderzoek en rapport te stellen in handen eener com
missie van drie leden.
Hiertoe besloten zijnde en op verlangen van
den Raad, dat de V o o r z i 11 e r die commissieleden
zal aanwijzen, worden door hem als zoodanig be
noemd de heeren Hornix, Clement en Kor
te w e g.
32. Prae-advies van Burgemeester en Wethouders op het
adres van Z. van der Mars, gepensionneerd agent van
politie, verzoekende intrekking van art. 17 der verordening,
betreffende het waarborgen van pensioen-aanspraken, lui
dende als volgt
„Om prae-advies stelde Uwe vergadering in onze handen
het hierbij teruggaand adres van Z. v a n d e r Mars, ge
pensionneerd agent van politie, thans beambte in de straf
gevangenis alhier, verzoekende art. 17 der verordening,
betreffende het waarborgen van pensioenaanspraken ingevolge
art. 71 der pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren en
art. 47 der weduwenwet voor de gemeente-ambtenaren (ge
meenteblad no. 231 sub C), in te trekken.
Dit artikel, overgenomen uit de gemeentelijke pensioen
verordening van 1896 en te voren uit de pensioenverorde-
ning van 1862, bevat de bepaling, dat een gepensionneerde
de helft van zijn pensioen verliest, zoodra hij een rijks-,
provinciaal of gemeente-ambt aanvaardt, waaraan een inko
men verbonden is, gelijkstaande met of te boven gaande
het bedrag van het pensioen.