9 DECEMBER 1921. 617 wiens werkzaamheden bovendien van zoodanigen aard zijn, dat zijne kleeding aan meer dan gewone slijtage onderhevig is, bijzondere dienstkleeding te verschaffen. Te dien einde zouden wij hem van gemeentewege willen verstrekken jaarlijks een uniformpet, een linnen kiel en een wollen trui, en voor eenmaal een zuidwester en een oliejas, welke kleedingstukken eigendom der gemeente blijven. Onder opmerking, dat het verschaffen van deze kleeding stukken in dit bijzonder geval niet tot eenige consequentie behoeft te leiden, hebben wij de eer U in overweging te geven ons het daarvoor vereischte crediet toe te staan." De heer FEBER vindt het geen tijden om gelden te voteeren, welke niet strikt noodzakelijk zijnbovendien zitten aan deze zaak consequenties vast. Spr. verklaart zich derhalve tegen dit voorstel. De heer LIJDSMAN merkt op, dat overal elders aan de brugwachters van gemeentewege uniform-kleeding wordt verschaft. De heer MEIJVIS acht deze uitgaaf wel zeer noodzakelijk. Zonder verdere bedenkingen wordt conform het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De heer FEBER wenscht aanteekening, dat hij tegen dit voorstel is. 35. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot intrek king van de verordeningen op de heffing en invordering van rechten van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten (vastgesteld bij raadsbesluit van 29 Juli 1899), aan gezien het tarief, in die verordeningen bedoeld, zonder schade voor de gemeente niet meer kan worden toegepast. De lieer CERUTTI heeft bezwaar tegen de intrekking. De verordening is in het leven geroepen niet zoozeer om

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1921 | | pagina 617