644
19 DECEMBER 1921.
consequenties dragen van het besluit van 15 October 1920,
waarvan de heer K r i e n s volgens de meening van den
Raad geen nadeel mocht ondervinden. Spr. handhaaft zijn
voorstel.
De VOORZITTER herhaalt, dat op die wijze zuivere
cadeaux worden gegeven.
De heer HAALMAN merkt op, dat hier de vergelijking
met andere gemeente-ambtenaren niet opgaatin dit geval
worden de werkzaamheden niet voortgezet.
De heer BOSSERS Mij dunkt, de heer Kriens valt in
de termen voor wachtgeld. Men zou hem, evenals in het
Werkliedenreglement is bepaald, de eerste drie maanden
100 °/0 van zijn salaris kunnen uitkeeren en vervolgens 70
totdat zijn pensioen ingaat.
De VOORZITTER gelooft, dat dit als ironie bedoeld is.
Vervolgens noodigt spr. den heer Hornix uit, diens voor
stel ter tafel te brengen, opdat Burgemeester en Wethouders
het kunnen nagaan en den Raad inlichten.
De heer HORNIX acht zulks niet noodig er kan best
direct over gestemd worden.
De heer CERUTTI zegt, dat de opmerking van den heer
Haaiman ten aanzien van de vergelijking van dit geval
met andere ambtenaren juist is. Echter het argument van
den Voorzitter, dat men aldus kan samenvatten waar
blijft het eind, is eveneens juist. Spr. kan het dan ook niet
eens zijn met het voorstel van den heer Hornix. Hij ge
looft, dat er misschien een middel is om in deze tegemoet
te komen. Men laat het ontslag van den heer Kriens op
1 Januari a.s. ingaan en geeft, wanneer aan de nieuwe pen
sioenregeling geen terugwerkende kracht mocht worden toe
gekend, een zoodanig aanvullingspensioen, dat de heer
Kriens daarvan geen nadeel ondervindt. Het komt spr.
voor, dat de zaak dan op legale wijze wordt behandeld.